About the album
Jan Pieterszoon Sweelinck, although considered an isolated phenomenon, transformed Amsterdam into the centre of interest for keyboard music. Today, Sweelinck is considered not only one of the most famous organists, but also one of the leading composers of his time and the last great master of Dutch and Flemish polyphony. His work is not conceivable without Venetian and, most importantly, English models. Even though he was not widely travelled, Sweelinck remained amazingly well informed throughout his life.
Despite his fame and importance, not a single work for keyboard instruments survives in an autograph source, not even in a copy authorised by the composer. His keyboard works have survived in some thirty scattered and not always reliable manuscripts. This body of work is far from complete, and the copies mostly date from after the composer’s death. It is thanks to Sweelinck’s pedagogical activity and his numerous students, that the compositions have survived at all.
Among Sweelinck’s pieces for keyboard instruments, the variations cycles form a significant group. They include variations on chorale melodies, melodies from the Genevan Psalter, Lutheran songs, as well as on secular models. The latter, however, are undoubtedly the most delightful pieces Sweelinck ever composed, for they reveal the composer’s lighter, sometimes humorous side. It seems that Sweelinck composed most of the keyboard works in the last two decades of his life. This is evidenced by a mature style, compositional perfection, and unity.
De Gouden Eeuw van de Nederlandse muziek bracht veel componisten en musici voort, maar in de muziektraditie bleef het klavecimbel wat achter. Dit is nogal verrassend gezien de enorme rijkdom van de Nederlandse handelssteden en bloei van de kunsten met name in de stad Amsterdam.
Terwijl de klaviermuziek in Italië bloeide en tegen het einde van de zestiende eeuw ook in Engeland stevig geworteld was, lieten organisten en klavecinisten in Nederland weinig sporen na voor het nageslacht. Maar met Jan Pieterszoon Sweelinck kwam daar abrupt verandering in. Hij verwierf al snel internationale faam en maakte van Amsterdam het middelpunt van belangstelling voor de klaviermuziek. Tegenwoordig wordt Sweelinck niet alleen beschouwd als één van de beroemdste organisten, maar ook als één van de belangrijkste componisten van zijn tijd en de laatste grootmeester van de Nederlandse en Vlaamse polyfonie.
De
‘Variations Cycles’ van Sweelinck worden gerekend tot één van zijn belangrijkste werken voor klavecimbel. Ze bestaan uit variaties op koraalmelodieën, kerkelijke liederen, maar ook uit wereldlijke melodieën en dansliedjes zoals in de
‘Secular Cycles’. Deze zijn ongetwijfeld de meest luchtig en lichtste werken die Sweelinck ooit heeft gecomponeerd en laten de soms humoristische kant van de componist zien. Luister en kijk hier naar
'Malle Sijmen'
Klavecinist Fabio Antonio Falcone is een gedreven musicus die zich toelegt op het renaissance- en vroegbarok repertoire en de zestiende-eeuwse Italiaanse muziek voor klavecimbel. Falcone speelt op dit album op het beroemde Joannes Ruckers-klavecimbel (1632/1745), geconserveerd in het Musée d'art et d'histoire in Neuchâtel (Zwitserland)
Jan Pieterszoon Sweelinck, obwohl er als Einzelerscheinung galt, machte Amsterdam zum Zentrum des Interesses für Tastenmusik. Heute gilt Sweelinck nicht nur als einer der berühmtesten Organisten, sondern auch als einer der führenden Komponisten seiner Zeit und als letzter großer Meister der niederländischen und flämischen Polyphonie. Sein Werk ist ohne venezianische und vor allem englische Vorbilder nicht denkbar. Obwohl er nicht weit gereist war, blieb Sweelinck zeitlebens erstaunlich gut informiert.
Trotz seines Ruhmes und seiner Bedeutung ist kein einziges Werk für Tasteninstrumente in einer autographen Quelle überliefert, nicht einmal in einer vom Komponisten autorisierten Abschrift. Seine Werke für Tasteninstrumente sind in etwa dreißig verstreuten und nicht immer zuverlässigen Manuskripten überliefert. Dieser Bestand ist bei weitem nicht vollständig, und die Abschriften stammen meist aus der Zeit nach dem Tod des Komponisten. Es ist der pädagogischen Tätigkeit Sweelincks und seiner zahlreichen Schüler zu verdanken, dass die Kompositionen überhaupt erhalten geblieben sind.
Unter Sweelincks Stücken für Tasteninstrumente bilden die Variationszyklen eine bedeutende Gruppe. Sie umfassen Variationen über Choralmelodien, Melodien aus dem Genfer Psalter, lutherische Lieder sowie über weltliche Vorlagen. Letztere sind jedoch zweifellos die reizvollsten Stücke, die Sweelinck je komponiert hat, denn sie offenbaren die leichtere, manchmal humorvolle Seite des Komponisten. Es scheint, dass Sweelinck den Großteil der Klavierwerke in den letzten beiden Jahrzehnten seines Lebens komponierte. Dies zeigt sich in einem reifen Stil, kompositorischer Perfektion und Einheitlichkeit.